Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [[58]waarom] zoudt Gij de mensen maken, als de vissen der zee, als het kruipende gedierte, [59]dat geen heerser heeft? 58. Dat is, waarom zoudt Gij lijden dat de groten en machtigen dezer wereld de kleinen en onnozelen zouden vangen, doden, oplokken en verdelgen naar hun lust en goeddunken, gelijk de grote vissen de kleine doen, alsof Gij in de wereld alles liet gaan als bij geval, en alsof Gij nergens acht op gaaft? 59. Di, geen groten vis, of kruipend dier, hetwelk over hen heerst en hen beschermt tegen het geweld dergenen, die hen verslinden.